Zorgverleners en hun favoriete patient
Artikelen

Werkplezier in de zorg: hulpverleners over hun favoriete patiënt

Met alle negatieve krantenkoppen over personeelstekorten in de zorg, te hoge werkdruk en agressie, zou je bijna vergeten dat deze sector ook ontzettend leuk is om in te werken. Op de Dag van het werkplezier in de zorg daarom drie zorgverleners over het mooiste in hun vak: het contact met hun patiënt. Vooral met die ene bijzondere.

Natalie is groepsleider op een woonzorggroep voor kinderen met epilepsie en meervoudige beperkingen.

‘Fatima is nu een puber van 12, maar ze kwam bij ons wonen toen ze 2 jaar oud was. Ze is ernstig meervoudig beperkt, waaronder visueel, en functioneert op het ontwikkelingsniveau van een baby van 4-5 maanden. Bij elke dienst neem ik haar even op schoot, al tien jaar. Dat moet tegenwoordig met de tillift, ze is zo groot geworden!’

‘Zodra ze bij me zit, gaat haar handje meteen naar mijn hals. Ik draag al jaren een ketting, daar wil ze altijd even aan voelen. Het is een soort check dat ik het echt ben, een klein herkenningspuntje. Ik draai vaak vroege diensten en ben ‘s ochtends soms wat minder vrolijk, maar ze trakteert me altijd op een prachtige lach zodra ik haar kamer op kom en zij mijn stem herkent. Ze inspireert me, ze is altijd zo blij ondanks alles wat ze doormaakt. Vorig jaar onderging ze twee hersenoperaties, ik was bij haar op de uitslaapkamer. Meteen weer die glimlach toen ze me hoorde, zo mooi.’

‘Fatima vindt het moeilijk als er veel verloop is onder het personeel, dan eet ze bijvoorbeeld slecht. Ik zet me bewust extra in om nieuwe collega’s goed in te werken, zodat ze zo vlekkeloos mogelijk in haar leventje kunnen stappen. Dat vind ik mijn professionele rol, in plaats van denken: “Ik doe het allemaal zelf wel met Fatima.”’

‘Ook ik ben maar tijdelijk, en ik ben niet haar persoonlijk begeleider (pb’er). Haar ouders stappen snel op mij af omdat ik ze al zo lang ken, maar ik verwijs ze toch vaak naar haar pb’er. Over een paar jaar zal ze verhuizen naar de volwassenenafdeling. Ondanks onze speciale band, vind ik dat niet moeilijk. Loslaten hoort ook bij je vak.’

Esther werkt als kinderverpleegkundige in de thuiszorg. Eén van haar cliënten heeft een zeer zeldzame spierziekte.

‘Dwight (8) noemt me altijd Grote Esther, omdat ik volgens hem de baas ben. Ik ken hem al zeven jaar, het is een vrolijk ventje vol humor. Dwight heeft 24 uur per dag beademing nodig en is vorig jaar geopereerd aan een ernstige scoliose, omdat die de beademing bijna onmogelijk maakte. Het was een experimentele operatie, want eigenlijk waren we al in een palliatief traject beland. Hij wilde dolgraag met zijn moeder trouwen voordat hij zou overlijden, dus dat hebben we nog voor de operatie geregeld. Het was prachtig.’

‘De operatie bleek zijn leven te kunnen verlengen: hij kon weer beademd worden. Zijn grootste wens was om ooit nog naar Legoland in Denemarken te kunnen; Dwight is een enorme Legofan. Door de operatie kon hij alleen niet meer zittend vervoerd worden. Dankzij mijn vrijwilligerswerk bij Stichting Ambulancewens kon ik met hem en zijn familie mee naar Legoland: vijf dagen lang zag ik ze heerlijk genieten met elkaar.’

Dit artikel lees je gratis. Je kunt onderaan het artikel een kleine bijdrage doen, zodat ik dit soort artikelen kan blijven schrijven.

‘Omdat ik bij Dwight thuis werk en daar al zoveel jaar kom, is het contact intens. Ook met zijn ouders. Toch vind ik het niet moeilijk om professionele afstand te bewaren: ik heb dat geleerd in mijn ziekenhuistijd op de neonatologie en kinder-intensive care. Ik wil gewoon goede zorg leveren, punt. Ik ben ook de enige die zijn MIC-key, een voedingssonde in de maag, mag vervangen; het is een nare handeling voor hem.’

‘Als een arts bij een poli-afspraak ineens ter plekke besluit “even een bloedgasje te prikken” bij Dwight, steek ik daar een stokje voor. Hij is getraumatiseerd door alles wat hij op medisch vlak heeft meegemaakt; ik wil hem op dat soort ingrepen rustig kunnen voorbereiden. Hij en zijn ouders noemen mij en mijn collega-verpleegkundigen Team Dwight, en zo voelt het ook echt.’

Albert is wijkverpleegkundige in de thuiszorg. Hij komt al jaren over de vloer bij de bedlegerige Selma.

‘Selma (45) grapt wel eens dat we net een getrouwd stel zijn. We kennen elkaar erg goed: ik kom al vier jaar dagelijks bij haar en mantelzorger Job, haar partner. Het voelt zelfs een beetje als thuiskomen. Ik ben me daarbij heel bewust van de grenzen: ik ben niet te familiair, maar toon wel mijn oprechte, professionele betrokkenheid.’

‘Selma is mijn zogenaamde zorgenkindje; ze is bedlegerig en dat heeft soms zijn weerslag op haar levensgeluk. Ik zie het in één oogopslag als ze een slechte dag heeft. Ik vind het moeilijk als ik geen pasklare oplossing voor haar heb. Met respectvolle humor help ik Selma dan relativeren, haar pijn en verdriet te verzachten. Of we hebben goede gesprekken over dingen die haar blij maken, zoals muziek, breien én mooie mannen.’

‘Met Selma’s partner Job heb ik intussen ook een vertrouwensband opgebouwd. Erg belangrijk, want de zorg voor Selma is onze gedeelde verantwoordelijkheid. Ik geef hem zoveel mogelijk inspraak in de zorg, speel altijd open kaart. Soms verschillen we van mening over de zorg, maar ik wil altijd dat hij zich door mij serieus genomen voelt.’ 

‘Waar nodig bied ik Job een luisterend oor, en ik geef hem regelmatig bewust een gemeend compliment. Dat doe ik in de hoop dat zijn mantelzorgbatterij weer een beetje oplaadt. Hij doet immers alles maar gewoon. Als ik de deur bij dit stel achter me dichttrek, krijg ik van beide altijd een bedankje recht uit het hart. Meer heb je als verpleegkundige niet nodig.’

Dit artikel las je gratis. Vond je het artikel de moeite waard? Dan kun je jouw waardering laten blijken door een kleine (of grote) bijdrage te doen. Als veel lezers dit doen, kan ik dit soort artikelen blijven schrijven en help je onafhankelijke journalistiek in stand te houden. Dankjewel!

Mijn gekozen donatie € -

De namen in dit artikel zijn vanwege privacyredenen gefingeerd. De echte namen en contactgegevens zijn bekend bij de auteur.

Dit artikel verscheen eerder, in aangepaste vorm, in vakblad Nursing.