Omgaan met suïcidale patiënten
Iedere dag maken in Nederland 5 mensen een einde aan hun leven. Honderdduizenden mensen denken erover, duizenden belanden in het ziekenhuis na een poging.¹ Grote kans dat je als verpleegkundige dus wel eens met suïcidale mensen te maken krijgt. Wat zijn dan de do’s en don’ts? (verschenen in vakblad Nursing in 2020)
Als het om mensen met suïcidale gedachten, concrete plannen en pogingen gaat, zijn de cijfers fors. Toch is suicide voor de meeste mensen een taboe-onderwerp.² Verpleegkundigen zouden meer oog en gevoel moeten krijgen voor goede zorg aan deze patiënten, en ook meer kennis erover.³ Oud-hoogleraar suïcidepreventie Ad Kerkhof stelde vorig jaar zomer een petitie op om suïcidepreventie verplicht op te nemen in het studiecurriculum van artsen, psychologen en verpleegkundigen (zie kader). Ook zijn ervaring is: zorgprofessionals slaan nogal eens de plank mis.⁴
‘Vanavond maak ik er een eind aan’
Uit een oproep op social media die Nursing plaatste, komen de onmacht en onzekerheid van verpleegkundigen ook naar voren. Zoals in de casus van wijkverpleegkundige Marcel, die al een tijdje over de vloer komt bij mevrouw Lierhof (91). Zij is ongeneeslijk ziek, heeft veel pijn, slaapt slecht en is incontinent van urine en ontlasting. Haar leven is voltooid, vindt ze, maar de huisarts zet weinig vaart achter haar euthanasieverzoek. Het eerstvolgende gesprek met de huisarts is over de feestdagen heen getild, tot groot verdriet van mevrouw. Op Nieuwjaarsdag komt Marcel bij de cliënt thuis tijdens zijn zorgroute. ‘Ik heb heel mooie feestdagen gehad met mijn familie, het is goed zo. Vanavond maak ik er een einde aan’, vertelt ze. Bij navraag blijkt dat haar plannen heel concreet zijn: ze heeft medicatie opgespaard en wil die innemen met een grote hoeveelheid alcohol. Mevrouw Lierhof wil per se niet dat Marcel een arts belt. Hij twijfelt. Er is geen protocol bij zijn thuiszorgorganisatie en omdat het Nieuwjaarsdag is, zal hij bij de huisartsenpost een arts treffen die de situatie van mevrouw Lierhof niet kent en mogelijk zal overgaan tot opname. Dat zou de lijdenslast van mevrouw Lierhof nog groter maken, denkt Marcel. Hij besluit met de familie te bellen; ook zij zeggen dat ze geen arts willen inschakelen. Marcel overlegt nog telefonisch met een collega en besluit zich dan neer te leggen bij het verzoek van mevrouw. De volgende dag wordt ze zeer verzwakt gevonden: ze heeft de poging doorgezet. Na drie dagen overlijdt ze in het ziekenhuis. De casus blijft Marcel lange tijd achtervolgen. ‘Heb ik wel goed gehandeld?’, vraagt hij zich af.*
Handelingsverlegen
Het is een vraag die veel verpleegkundigen zich stellen als ze te maken hebben met suïcidale patiënten of cliënten: heb ik het wel goed gedaan? Of het nu gaat om het signaleren van suïcidaliteit, gespreksvoering of het verplegen van iemand die een tentamen suïcide deed: het beladen onderwerp maakt verpleegkundigen snel handelingsverlegen, weet ook Marieke van Piere. Als verpleegkundig specialist ziekenhuispsychiatrie helpt ze verpleegkundigen met het omgaan met cliënten die kampen met suïcidale gedachten. ‘Suïcidaliteit ís ook een moeilijk onderwerp, maar juist als verpleegkundige moet je dit niet uit de weg gaan. Suïcidepreventie begint bij het bespreekbaar maken’, zegt ze. ‘We zijn nog wel eens geneigd om te denken dat je mensen op ideeën brengt door erover te praten, maar dat is echt een fabeltje. Het gesprek aangaan betekent juist dat je om de ander geeft.’
Doorvragen
In sommige gevallen zal een patiënt of cliënt spontaan vertellen dat hij denkt aan zelfdoding, in bedekte termen of juist heel direct. Een uitspraak als: ‘Van mij hoeft het allemaal niet meer’, is een manier waarop mensen met doodsgedachten het onderwerp vaak voorzichtig bespreekbaar maken. ‘Wimpel dat niet weg door te zeggen dat het morgen vast allemaal weer beter is, maar maak echt contact. Begin met doorvragen: speelt er een doodswens of zijn er zelfs concrete plannen? Wat is er aan de hand dat iemand denkt dat doodgaan de enige oplossing is?’, adviseert Van Piere. Heeft iemand concrete suïcidale gedachten (ideaties), dan heeft hij vaak al aan manieren en tijdstippen gedacht en is de kans dat hij tot actie overgaat groter. ‘Vraag naar de details van de gedachten en plannen, luister oprecht. Het is niet jouw verantwoordelijkheid om te beoordelen hoe groot het risico op uitvoering is – dat is aan de arts/psychiater – maar het is belangrijk deze informatie wel uit te vragen. Dat helpt je om vervolgstappen te zetten en bovendien lucht het de ander vaak op. Praten over dit soort gedachten is de eerste stap in de terugkeer van hoop.’
Zelf het gesprek openen
Natuurlijk vertellen lang niet alle mensen met suïcidale gedachten spontaan waar ze mee zitten. Daarom hebben verpleegkundigen een belangrijke signalerende taak (zie kader). Van Piere en 113 Zelfmoordpreventie adviseren het gesprek te openen met een vraag in de trant van: ‘Ik zie dat het niet goed met u gaat. Denkt u wel eens: zo wil ik niet verder leven?’ Of: ‘Denkt u wel eens: van mij hoeft het niet meer?’ Blijft de cliënt vaag, schuw dan niet het beestje bij de naam te noemen: ‘Als ik je goed begrijp, denk je er weleens aan om een einde aan je leven te maken, klopt dat?’ Of: ‘Als je zegt dat je het niet meer ziet zitten, bedoel je dan dat je niet meer wilt leven?’
Hoe spannend en onmachtig zo’n gesprek ook kan voelen, onderschat je eigen rol en waarde als verpleegkundige niet, stelt Joeri Vandewalle, doctoraatsonderzoeker bij het Universitair Centrum voor Verpleegkunde en Vroedkunde in Gent. Al enkele jaren doet hij onderzoek naar de bijdrage van verpleegkundigen aan suïcidepreventie. ‘Wat we intussen weten: het contact en de connectie die cliënten met verpleegkundigen ervaren, zijn zeer belangrijk. Is dat contact van hoge kwaliteit, dan heeft dat een positieve impact op de gedachten en gevoelens van de patiënt en vergroot je de kans dat je samen risicovolle situaties kunt voorkomen. Ook kunnen verpleegkundigen op die manier bijdragen aan een goed onderbouwd vervolgtraject.’
Melden of geheim houden?
Heeft iemand zijn suïcidale plannen tegen je uitgesproken, dan is het verstandig om dat te delen met op z’n minst een collega. Van Piere: ‘Dit is een last en een geheim waar je niet alleen mee rond moet blijven lopen. Ook als de patiënt je vraagt om dit niet met anderen te delen, is het advies dit toch te doen. Leg dat ook direct uit: zeg dat je bezorgd bent en die zorgen moet en wilt delen, dat het geen straf is, maar juist een teken van medeleven. Vertel dat dit iedereen kan overkomen en je dit de ander niet gunt; mensen met suïcidale plannen zijn vaak bang dat ze anderen belasten, maar jij kunt juist duidelijk maken dat er zorg, warmte en betrokkenheid uit voortkomt als je dit deelt met andere professionals die kunnen helpen.’
Noodtoestand
Voor veel zorgprofessionals is praten over suïcidale gedachten van cliënten een dilemma, met medemenselijkheid, beroepsgeheim en zorgplicht als belangrijkste ingrediënten. In de Multidisciplinaire richtlijn Diagnostiek & Behandeling van suïcidaal gedrag staat hierover het volgende: ‘In het kader van goed hulpverlenerschap moet een professional bij acute en concrete suïcideplannen en een hoog risico op een fatale afloop afwegingen maken over wilsbekwaamheid en de noodzaak om ernstig nadeel af te wenden. Daarbij kan het noodzakelijk zijn om de minimaal noodzakelijke informatie met naasten of andere professionals te delen. Als professional dient u systematisch na te gaan welke relevante anderen worden ingelicht: huisarts, crisisdienst, supervisor, familie en/of naasten.’⁵ Ook de richtlijn Suïcidaliteit van de Vereniging voor Consultatieve Psychiatrische Verpleegkundigen, tegenwoordig V&VN Consultatieve Psychiatrie, adviseert verpleegkundigen om altijd melding te maken van concrete suïcideplannen.⁶ Afhankelijk van de situatie kan dat zijn bij de (huis)arts, psychiater, crisisdienst of een leidinggevende. De Vlaamse multidisciplinaire richtlijn meldt: ‘Je kan ervanuit gaan dat een acute zelfmoorddreiging waarbij je zelf onvoldoende hulp kan bieden beschouwd kan worden als een noodtoestand. In dat geval is het dus toegestaan dat je je beroepsgeheim doorbreekt.’⁷
Focus op goede samenwerking
Werk je in het ziekenhuis, dan is de kans groot dat je te maken krijgt met een patiënt die op jouw afdeling moet herstellen. Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat de eerste opvang van overlevenden van een suïcidepoging cruciaal is om herhaling van een poging (nu of in de toekomst) te voorkomen.⁸ Voor verpleegkundigen is dus een belangrijke taak weggelegd in de omgang. ‘Wees je bewust van eigen emoties die spelen in dit soort gevallen. Onbekend maakt onbemind, merk ik vaak. Verpleegkundigen hebben soms onbedoeld een sterk oordeel over de patiënt en wat hij gedaan heeft of waarom. Praat daar met collega’s over en schakel een consultatief verpleegkundige in als je een dergelijke casus op de afdeling krijgt’, raadt Van Piere aan. ‘Neem je angst voor een herhaalde poging in jouw dienst serieus, maar laat die je niet volledig in beslag nemen. Haal bij acuut gevaar, ingeschat door de psychiater, wel gevaarlijke spullen weg van de kamer. Denk aan de fles handalcohol bij de kraan, snoeren en rolletjes tape waarmee mensen zich kunnen stranguleren.’ Onderzoeker Vandewalle vult aan: ‘Laat jouw perspectief, jouw angst, niet voorgaan op het perspectief van de patiënt. We neigen vaak te snel naar een restrictieve aanpak, maar focus vooral op een goede samenwerking met de patiënt: wat heeft u nu nodig en hoe merken u en ik dat het niet goed gaat of dat u in crisis raakt? En als u in crisis raakt, wat kunnen we dan afspreken over wie wat kan doen? Die vragen moeten centraal staan in je aanpak zo lang de patiënt op jouw afdeling ligt. Signaleringsplannen of crisiskaarten zijn daarbij handige en evidence based hulpmiddelen die focussen op samenwerken met de patiënt; vraag daarnaar bij de psychiatrisch verpleegkundig consulent in je ziekenhuis.’
*De Inspectie heeft de casus onderzocht. Er zijn geen negatieve gevolgen voor de huisarts, thuiszorgorganisatie of betreffende verpleegkundige uit voortgekomen.
Oud-hoogleraar suïcidepreventie Ad Kerkhof bood vorig jaar een petitie aan aan ministerie VWS, waarin hij pleit voor het verplicht opnemen van suïcidepreventie in opleidingen voor artsen, verpleegkundigen en psychologen. Naar aanleiding daarvan heeft de Tweede Kamer staatssecretaris Blokhuis gevraagd te doen wat in zijn vermogen ligt om te zorgen dat suïcidepreventie inderdaad een serieuze plaats krijgt in de opleidingen. De staatssecretaris heeft onomwonden beloofd hier werk van te maken.
Noten
1 Centraal Bureau voor Statistiek, 2018, www.cbs.nl.
2 VraagMaar-app, 113 Zelfmoordpreventie.
3 Quote uit een Kamerbrief van staatssecretaris Paul Blokhuis, 9 juli 2019.
4 ‘Er zijn nogal wat artsen, verpleegkundigen en psychologen die van zelfdoding helemaal niets begrijpen’, E. de Visser, Volkskrant, 23-8-2019.
5 MDR Diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag, Trimbos Instituut, 23-7-2012. Te downloaden op: www.ggzrichtlijnen.nl/suicidaal-gedrag.
6 Verpleegkundige richtlijn Suïcide, VVCP, 2001.
7 Detectie en behandeling van suïcidaal gedrag, Vlaams Expertisecentrum Suicidepreventie (VLESP), 30-4-2017. Te downloaden op: www.zelfmoord1813.be
8 MDR Diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag, Trimbos Instituut, 23-7-2012.
Dit artikel verscheen in verpleegkundig vakblad Nursing, februari 2020.