Artikelen

Jeugdzorg staakt: ‘Het kan zo echt niet meer’

Voor het eerst in de geschiedenis legden jeugdzorgwerkers vorige maand het werk neer. Zo’n 5500 medewerkers verzamelden zich in Den Haag om bijna letterlijk aan de poorten van de politiek te rammelen. Hun boodschap: het gaat zo echt niet langer meer. (verschenen in Mijn Vakbond in 2019)

Al sinds het begin van de decentralisatie in 2015 stapelen de problemen in de jeugdzorg zich op. Financiële tekorten, wachtlijsten, personeelstekorten, hoge werkdruk, uitval en uitstroom van personeel, vastgelopen cao-onderhandelingen: in een notendop wat er in de sector speelt. ‘Ik maak me grote zorgen over de hulp aan kinderen en om alle medewerkers in de jeugdzorg’, zegt CNV-bestuurder Zorg & Welzijn Oscar Overbeek. ‘Het zit niet in de aard van jeugdzorgwerkers om te gaan staken; dat voelt voor hen alsof ze de gezinnen in de steek laten. Toch is het er nu van gekomen, na verschillende andere acties de afgelopen drie jaar. Dat geeft aan hoe urgent de situatie is.’ Minister Hugo de Jong was aanwezig bij de staking, maar heeft nog geen toezeggingen gedaan.

Investeren in medewerker

De staking is een samenwerkingsactie tussen CNV en FNV, die in totaal 950 miljoen euro eisen voor de jeugdzorg. Daarvan moet 750 miljoen naar de directe zorg en het verlagen van de administratiedruk, en 200 miljoen naar ‘fatsoenlijke’ arbeidsvoorwaarden voor de 30.000 jeugdzorgwerkers in ons land. Overbeek: ‘Investeren in de medewerkers heeft prioriteit, en dat kost geld. De jeugdzorgwerker moet weer de ruimte krijgen zijn werk goed en prettig te doen. Tot nu toe mis ik echt focus op het behoud van personeel. Zij doen ongelooflijk zwaar werk, de omstandigheden moeten dan op zijn minst goed zijn. Als we zo doorgaan, wie wil en kan dit werk dan nog doen?’

Stukgelopen

Dat de jeugdzorgwerker het moeilijk heeft, blijkt onder andere uit een peiling onder de duizenden stakers. Medewerkers geven hun werk een 5,5 en 92 procent overweegt wel eens de sector te verlaten. Een half jaar geleden lag dat percentage op 63 procent. Kennis en kunde niet voldoende kunnen inzetten om goede zorg te verlenen, maar vooral de hoge werkdruk is de oorzaak van de grote ontevredenheid. Bij Jeugdbescherming Regio Amsterdam speelt dat probleem ook. ‘We hebben al een hele tijd een structureel gat van 40 fte in de gemeente Amsterdam. We nemen nieuwe mensen aan, maar dat bestaande gat lopen we niet meer in. Daarnaast vertrekken er natuurlijk ook nog medewerkers’, aldus strategisch adviseur Pieter Bijkerk. ‘En ja, daar zitten zeker mensen bij die zijn stukgelopen op het stelsel, die zó teleurgesteld zijn. Dat is enorm zonde.’

Perspectief geven

Het is ook de grootste zorg van GroenLinks-Kamerlid Lisa Westerveld, die regelmatig kritische Kamervragen stelt over de jeugdzorg en debatten aanvraagt met minister De Jonge. ‘Ik ben bang dat we echt teveel aan het kapotmaken zijn nu. Wat eerst in het onderwijs gebeurde, gebeurt nu in de jeugdzorg: mensen verlaten het vak en komen niet meer terug. We moeten zorgen dat we ze op korte termijn perspectief teruggeven, ze laten merken dat we gaan investeren om de sector hier weer bovenop te helpen. Een idee zou zijn om, net als in het onderwijs, geld beschikbaar te stellen aan teams zelf. Zo kunnen zij voor zichzelf kijken hoe ze de werkdruk omlaag willen brengen, het werkplezier weer terugbrengen. In het onderwijs fleuren teams er aantoonbaar van op, ondanks de personeelstekorten die ook daar bestaan.’

Wachtlijsten

Het gevolg van de personeelstekorten in de jeugdzorg is in Amsterdam en veel andere plaatsen een lange wachtlijst voor gezinnen die hulp nodig hebben. ‘Er zijn jeugdzorgorganisaties die niet willen spreken van een wachtlijst, maar het bijvoorbeeld een intakeprocedure noemen. Wij kiezen ervoor om open te zijn: we hebben een wachtlijst, er zijn veel wachtenden. Daar zijn geen mooiere woorden voor’, zegt Bijkerk van Jeugdbescherming Amsterdam. Om toch zorg te kunnen blijven leveren, heeft de Amsterdamse organisatie onlangs gekozen voor een centraal inschrijfloket. ‘Zo hoeft iemand uit Noord niet langer te wachten dan iemand uit Zuid. Iedere nieuwe aanmelding krijgt binnen drie dagen een huisbezoek, zodat we in elk geval het minimale kunnen bieden.’

Maatschappelijke keuze

Bijkerk benadrukt dat het tijd is dat politiek én maatschappij keuzes gaan maken: ‘Wat vindt Nederland het waard dat er goede jeugdzorg bestaat? Jeugdzorgwerkers verdienen niet alleen meer tijd, ruimte en rust om hun werk te doen, ze verdienen ook waardering en respect vanuit maatschappelijke keuzes. Bij hoog-risicogesprekken gaat de politie nu niet altijd mee als een medewerker daarom vraagt. Hoe kan ik die medewerker met gevaar voor eigen leven dan toch zo’n gesprek in laten gaan? Dat moet je niet willen; we moeten als maatschappij samen gaan staan voor degelijke, veilige jeugdzorg en daarin keuzes durven maken. Kiezen we voor geld voor een spoorlijn, of voor de jeugdzorg?’ Bijkerk pleit überhaupt voor een andere financiering van de jeugdzorg om problemen op lange termijn aan te pakken. ‘Het huidige hokjessysteem van Veilig Thuis, Jeugdbescherming en de Raad voor de Kinderbescherming werkt niet, net als de bijbehorende financiering. Kijk per gezin wie de beste kaarten heeft om met een gezin aan de slag te gaan.’

Cao nog niet rond

Begin dit jaar gingen de onderhandelingen voor een nieuwe cao Jeugdzorg van start, met onder meer wensen voor een loonstijging van vijf procent, verlaging van de werk- en administratiedruk en meer geld voor ontwikkeling en loopbaankansen voor medewerkers. De onderhandelingen liepen echter direct stuk, omdat werkgevers simpelweg geen financiële middelen hebben. ‘We willen een fatsoenlijke cao met een redelijke loonsverhoging, net als in andere sectoren. Maar zodra de organisaties overgaan tot hogere lonen zonder dat ze er iets bij krijgen van de gemeenten, wordt de ruimte voor het aantrekken van nieuwe medewerkers kleiner, gaat de werkdruk omhoog en wordt het werkplezier lager’, zegt Hans Spigt, voorzitter van Jeugdzorg Nederland. Jeugdzorgorganisaties voelen zich met de rug tegen de muur geplaatst en Rijk en gemeenten houden elkaar in een klem, concludeert hij.

Dit artikel verscheen in Mijn Vakbond (CNV Connectief), oktober 2019.