Zorg + Welzijn
Artikelen

Cabaretier Van Kooten: ‘Ik gaf mezelf een laatste levensjaar’

Als kind was Marjolijn van Kooten een enorme durfal en tegenwoordig trekt ze volle zalen als cabaretier. Maar: jarenlang legden angst en depressie haar lam. ‘Ik begreep er niks van: hoe kon ík nou zo bang zijn?’ (verschenen in vakblad Zorg + Welzijn, 2019)

Hoe was jij als klein meisje?
‘Als het gevroren had, was ik de eerste die het ijs op ging. Om er vervolgens doorheen te zakken; ik had altijd wat. Ik liep met een pleister op mijn bril voor een lui oog en had structureel een lichaamsdeel in het gips. Klom ik in een boom, viel ik eruit. Zei mijn moeder nog zo dat ik niet binnendoor naar school moest lopen omdat het glad was, ging ik stiekem toch binnendoor en brak ik mijn pols. Ik speelde met poppen, maar zat op ook voetbal en was op school haantje de voorste. Ik was een vrolijk meisje dat altijd wel een nieuw avontuur verzon. Creatief was ik ook: ik speelde graag toneelstukjes en en zong liedjes alsof ik in Kinderen voor Kinderen zat. Maar ik kon me ook verliezen in boeken. Als jong meisje vroeg ik aan mijn moeder: “Wat deed ik eigenlijk voordat ik kon lezen?” Ik kon me gewoon niet voorstellen dat ik daarvoor iets anders leuk vond.’

Ik zie een blij en extravert kind voor me. Wanneer kreeg je last van psychische klachten?
‘Ik was begin 20 en studeerde communicatiewetenschappen in Amsterdam. Daarvoor had ik de HEAO afgerond. Het leek heel geleidelijk te gaan en ik was me er eerst ook niet zo bewust van, maar als ik oude dagboeken teruglees dan zie ik dat het al eerder speelde. Ik vond mezelf altijd lelijk en was vaker somber, trok me terug terwijl ik eigenlijk mijn vriendinnen miste. Het begon me op te vallen toen ik ik tijdens de laatste studie steeds angstig en nerveus werd in de trein. Het idee dat ik er niet uit kon, vloog me steeds meer aan. Ik was ook ineens altijd bang dat ik spontaan buikgriep zou krijgen buiten de deur. Dat ging verder naar helemaal niet meer in de trein durven stappen, niet meer met de auto weg durven uit angst voor files, drukke winkelstraten mijden, winkels vermijden en uiteindelijk nergens meer naartoe durven gaan. Mijn studie was mijn houvast, maar werkcolleges waarin ik verplicht in een afgesloten ruimte met vijftien medestudenten moest zitten, waren vreselijk voor me. Ik kreeg ook ineens tentamenangst, was bang om te falen. Mijn bijbaantje bij een communicatiebureau zei ik steeds vaker af, omdat ik er niet naartoe durfde te gaan. Vraag me niet hoe, maar ik ben afgestudeerd. Naar mijn buluitreiking heb ik alleen mijn toenmalige vriend meegenomen; ik was bang dat ik tijdens de ceremonie weg zou willen vluchten en schaamde me daar te erg voor. Niemand wist van mijn angsten.’

Dit artikel lees je gratis. Je kunt onderaan het artikel een kleine bijdrage doen, zodat ik dit soort artikelen kan blijven schrijven.

Heb je uiteindelijk, ondanks je schaamte, hulp gezocht?
‘Ja, na mijn afstuderen had ik een fulltime baan in de communicatie. Dat hield ik niet vol, ik was te angstig en somber. Ik dacht: als ik parttime ga werken, neemt de stress wel af. Dat was niet zo, ik melde me steeds vaker ziek omdat ik mijn bed niet uit kon komen. Ik wilde niet thuis komen te zitten, dus ik zocht een administratieve baan zwaar onder mijn niveau in de hoop dat het dan wél zou lukken om te blijven werken. Helaas werd het er niet beter op. Ik kwam in de bijstand terecht en kreeg van een huisarts zuchtend een verwijzing naar het maatschappelijk werk. De huisarts vond eigenlijk dat ik maar gewoon een tijdje vroeg naar bed moest gaan. De maatschappelijk werker nam me wel serieus en vond dat ik al te lang had gewacht met het zoeken van hulp. Ze verwees me meteen door naar een psycholoog. Maar die psycholoog en ik lagen elkaar niet, ik schoot daardoor helemaal in de weerstand. Uiteindelijk was er geen keuze meer en kwam het uit op intensieve therapie: ik ging een jaar in dagbehandeling en kreeg antidepressiva voorgeschreven.’

Dan sta je na een jaar weer buiten. En toen?
‘Het was destijds nog zo dat een jaar gewoon de behandelgrens was, ook als je klachten nog niet over waren. Dus: het jaar zat erop, daar ging ik. Er was vooruitgang, maar ik voelde me nog alles behalve goed. Ze zeiden dat ik met deze restklachten maar moest gaan leren leven. Ik kon dat niet accepteren: ik was pas 32 en wilde me er niet bij neerleggen dat dit mijn leven zou zijn. Ik had het geluk dat ik een fijne psychiater trof, die een positievere insteek had. Hij keek samen met mij naar wat wél goed ging, in plaats van naar alles wat niet lukte. Ik weet nog goed dat hij me vroeg: “Wat is jouw passie?” In eerste instantie moest ik huilen, hoezo passie? Ik wil niks, dacht ik gelijk. Maar toneel plopte stiekem meteen op in mijn hoofd. Hij verwees me naar een kennis die kleinkunstlessen gaf. Zij had zelf ook ervaring met een angststoornis, dus dat hielp me over de drempel. Ik vond het zó leuk en na een paar lessen zei ze dat ik talent had. Ik heb jaren lang geloofd dat ze dat in opdracht van de psychiater zei, niet omdat ze het meende.’

Maar inmiddels heb je al een theateropleiding afgerond, won je zilver op het Amsterdams Kleinkunstfestival en heb je meerdere grote cabaretvoorstellingen door het hele land gedaan. Geloof je het nu?
‘Ja, eigenlijk vanaf het moment dat ik tijdens de theateropleiding een keer cabaret speelde en de hele zaal plat ging van het lachen. Dat was zo’n goed gevoel. Maar ik heb ook getwijfeld: toen ik na de finale van het festival een impressario kreeg en ging touren, had ik heel weinig publiek. Ik had voor mijn tweede show maar een kleine tour staan, daarna zou het stoppen. Ik dacht toen: ik ga die laatste show gewoon doen wat ik zelf echt wil, namelijk cabaret over psychiatrie. Er ligt nog zo’n taboe op psychiatrische klachten, ik heb me altijd zó geschaamd, ik wil dat andere mensen voelen dat ze niet de enige zijn. Die voorstellingen bleken heel erg aan te slaan, ik had ineens uitverkochte zalen. En nog steeds is het druk. Na afloop krijg ik veel reacties van mensen uit de zaal, die zich herkennen. Bijvoorbeeld in mijn angst om terug te vallen. Het zijn luchtige voorstellingen vol humor en zelfspot, maar ik heb het ook over zelfmoord. Zo had ik mezelf ooit een laatste jaar gegeven: ik zou een jaar lang niet dagelijks twijfelen over leven of doodgaan, maar na een jaar terugblikken en de beslissing nemen. Dat heeft me geholpen en ik hoor soms van mensen terug dat zij dat ook ooit zo hebben aangepakt, ook zelf bedacht. Het haalt de druk van de ketel ofzo: het maakt niet meer uit als dingen mislukken, want het is toch je laatste jaar. Je gaat relativeren. Ik zing in de voorstelling een liedje over zelfmoord en doe er twee kleine conferences over, relatief weinig dus. Maar het komt binnen bij mensen en dat moet ook; we praten er niet graag over maar ondertussen is suïcide doodsoorzaak nummer één onder jongeren.’

Ben jij zelf nu klachtenvrij?
‘Grotendeels wel. Ik heb nog steeds therapie en het is me gelukt om mijn antidepressiva een stuk af te bouwen. Het touren door het land met de voorstellingen heeft ervoor gezorgd dat ik niet meer bang ben om mijn woonplaats uit te gaan. Het spelen doet me goed, ik ben het acceptatieproces aangegaan met mijn eigen angsten en help er anderen mee. Ook geef ik lezingen aan hulpverleners, als ervaringsdeskundige. Ik geef behandelaars altijd als tip mee dat ze standaard in sessie drie zouden moeten vragen of de cliënt wel een klik voelt, samen verder wil. Een goede klik bepaalt of een behandeling slaagt, maar er zelf over beginnen is te moeilijk als patiënt. Ook vertel ik altijd hoe fijn gelijkwaardigheid is in een behandelrelatie. Dat de hulpverlener ook een keer zegt dat hij iets moeilijk vindt of ergens slecht in is, of dat hij puberende kinderen heeft of gescheiden is. Daar voelde ik me in elk geval wat minder een kneus van, als de ander ook zijn menselijke kant liet zien en niet overdreven gehecht aan zijn privacy was.’

Dit artikel verscheen in vakblad Zorg + Welzijn in 2019.

Waardeer dit artikel!

Dit artikel las je gratis. Vond je het artikel de moeite waard? Dan kun je jouw waardering laten blijken door een kleine (of grote) bijdrage te doen. Als veel lezers dit doen, kan ik dit soort artikelen blijven schrijven en help je onafhankelijke journalistiek in stand te houden. Dankjewel!

Mijn gekozen donatie € -